Wannes Van de Velde - M'n grutmóeder was van den Dóel
Orig. "Mijn grootmoeder was van den Doel"
Doel is het zoveelste dorp aan de Schelde-oever dat moet verdwijnen voor de uitbreiding van de Antwerpse haven.
M'n grutmóeder was van den Dóel
Mijn grootmoeder was van Doel
De polder moet wijke, wa wild'er on doeng
De polder moet wijken, wat wil je er aan doen
de machtigen ebbe gesproke
de machtigen hebben gesproken
ge kund daaroem treure mor d'eilige poeng
je kan daarom treuren maar de heilige poen
eed altijd wette gebroke
heeft altijd wetten gebroken
ge moet dad aanveêrde, we staan in de kou
je moet dat aanvaarden, we staan in de kou
we wörre bespot en vernederd
we worden bespot en vernederd
toch dóe-g-et me pijn da' verbete gevóel
toch doet het me pijn dat verbeten gevoel
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van Doel
Oêt groeiden er kore, salaat en parei
Ooit groeiden er koren, sla en prei
waar a nae den beton lee te glaenze
waar nu het beton ligt te glanzen
en leefden er vogels in akker en wei
en leefden er vogels in akker en wei
fazaente kalkóenen en gaenze
fazanten kalkoenen en ganzen
mor nae is 't er stil en zoe doêd as ne pier
maar nu is het er stil en morsdood
ja zelfs de zon schijnd der doffer
ja zelfs de zon schijnt er doffer
en al zou ek wel wille da lot me ni kóel
en al zou ik wel willen dat laat me niet koel
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van Doel
Oêt bloeiden er velde daar achter den dijk
Ooit bloeiden er velden daar achter de dijk
een zingend' oase van bloemme
een zingende oase van bloemen
en vlogen er bieë den euning te rijk
en vlogen er bijen de honing te rijk
ik oêr ze nog ijverig zóeme
ik hoor ze nog ijverig zoemen
de bulldozers kwame, wij zagen et aan
de bulldozers kwamen, wij zagen het aan
gesust meh wa' vage beloftes
gesust met wat vage beloftes
mor ik eb noêt geloêfd in diên duisteren bóel
maar ik heb nooit geloofd in dat duistere zaakje
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van de Doel
Oêt ginge we dole in daverend licht
Ooit gingen we dolen in daverend licht
langs raende van zilvere dage
langs randen van zilveren dagen
vergate de stad meh eur stiêne gezicht
vergaten de stad met haar stenen gezicht
en den tijd meh' z'n pijnlijke vrage
en de tijd met zijn pijnlijke vragen
mor dan kwam de wet van 't losbaendig profijt
maar dan kwam de wet van het losbandig profijt
et licht van de dage verstoêre
het licht van de dagen verstoren
en ik ang in de króeg meh nen tristige smóel
en ik hang in de kroeg met een droevig gezicht
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van Doel
Ik gaan ier ni klage, da' zit der ni in
Ik ga hier niet klagen, dat zit er niet in
ne mens moet z'n onmacht bekenne
een mens moet zijn onmacht bekennen
'k wil ni protestere, dad ee weinig zin
ik wil niet protesteren, dat heeft weinig zin
al versleet ek nog vijfonderd penne
al versleet ik nog vijfhonderd pennen
want die ons regere, ze kenne de weg
want die ons regeren, ze kennen de weg
oem later un aende te wasse
om later hun handen te wassen
en ik draag vanbinne nen doenkere póel
en ik draag vanbinnen een donkere poel
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van Doel
want m'n grutmóeder was van den Dóel
want mijn grootmoeder was van Doel