Antwerps Woordenboek
1 profiteur , bietser iemand die gaat vissen en bij anderen om pieren bedelt , of die bij anderen steeds bedelt om een sigaret maar nooit zelf een pakje op zak heeft.
- Seg {pierelitser}, morgen brengde gij de piere mee .
2 gierigaard : iemand die nooit een rondje geeft op cafe als het zijn beurt is,
- Toen Jef het cafe zwijmelend verliet maakte de cafebaas de opmerking : "Die pierelitser is vandaag zelfs nog ni binnegekome" waarmee hij aangaf dat hij wel stomdronken was maar geen enkele pint had hoeven betalen.
+ door derek